Nokia 5250 - Toegangspunten voor packet-gegevens

background image

Toegangspunten voor packet-gegevens

Selecteer

Menu

>

Instellingen

en

Connectiviteit

>

Bestemmingen

>

Toegangspunt

en volg de instructies op het scherm.

Als u een packet-gegevenstoegangspunt wilt bewerken, opent u een van de

groepen met toegangspunten en selecteert u een toegangspunt dat gemarkeerd is

met .

Volg de instructies van de serviceprovider.
Maak een keuze uit de volgende opties:

Naam toegangspunt — U krijgt de naam van het toegangspunt van de

serviceprovider.

Gebruikersnaam — De gebruikersnaam kan nodig zijn bij het maken van een

gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door uw serviceprovider.

Wachtwoord vragen — Selecteer

Ja

als u bij aanmelding op de server telkens een

nieuw wachtwoord moet invoeren of als u het wachtwoord niet in het apparaat

wilt opslaan.

Wachtwoord — Een wachtwoord kan nodig zijn bij het maken van een

gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door uw serviceprovider.

Verificatie — Selecteer

Beveiligd

als uw wachtwoord altijd gecodeerd moet

worden verzonden of selecteer

Normaal

als uw wachtwoord indien mogelijk

gecodeerd moet worden verzonden.

Homepage — Voer het internetadres of het adres van de

multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het toegangspunt dat u instelt.

Toegangspunt gebruiken — Selecteer

Na bevestiging

als u wilt dat het apparaat

om bevestiging vraagt voordat de verbinding via dit toegangspunt wordt gemaakt,

of

Automatisch

als u wilt dat het apparaat met de bestemming verbindt door dit

toegangspunt automatisch te gebruiken.
Selecteer

Opties

>

Geavanc. instellingen

en kies een van de volgende opties:

120 Connectiviteit

background image

Netwerktype — Selecteer het internetprotocoltype voor het overbrengen van

gegevens naar en van uw apparaat. De overige instellingen zijn afhankelijk van het

geselecteerde netwerktype.

IP-adres telefoon (alleen voor IPv4) — Voer het IP-adres van het apparaat in.

DNS-adressen — Voer de IP-adressen van de primaire en secundaire DNS-servers

in (indien vereist voor de serviceprovider). Neem voor deze adressen contact op met

uw internetprovider.

Proxyserveradres — Voer het adres van de proxyserver in.

Proxypoortnummer — Voer het poortnummer van de proxyserver in.